Zaterdag, 9 juni 1979, half elf ’s avonds, een fietstochtje door de Boswachterij Austerlitz (gemeente Zeist). Uit de richting van een heideveldje klinkt een ratelend geluid, drie tot vier seconden laag, een tot twee seconden hoog, enzovoorts. Voorzichtig installeer ik mij in de bosrand en wacht af. Nog steeds is het geratel te horen, nu op nauwelijks 25 meter afstand uit de kruin van een eenzame Vliegden, midden op het heitje. Ik breng mijn hoofd vlak bij de grond waardoor de boomkruin duidelijk zichtbaar afsteekt tegen de, door een volle maan verlichte, nachtelijke hemel. Na enkele minuten vliegen twee Nachtzwaluwen vlak achter elkaar uit de den, waarbij het ratelen overgaat in een zacht pruttelend geluid. Eén van beide vogels slaat een paar keer de vleugels boven het lichaam met een harde klap tegen elkaar. Minutenlang zijn de twee Nachtzwaluwen nu te horen en te zien. Wanneer mijn ogen wat beter aan het donker zijn gewend, en geholpen door het maanlicht, ontwaar ik witte vlekken op staart en vleugels van het ene exemplaar. Na verloop van tijd neemt een Nachtzwaluw, al ratelend. weer plaats in de kruin van de Vliegden. De partner vliegt intussen in kringen rond de boom, onderwijl roepend: kwie...kwie...kwie...!! Het geratel van de stilzittende vogel gaat af en toe over in zacht gepruttel, terwijl de vliegende vogel regelmatig met de vleugels klapt. Na ongeveer een uur fiets ik met enige tegenzin terug naar huis. In de verte zijn nog geruime tijd de geluiden van de baltsende vogels te horen. Dat was mijn eerste en ongetwijfeld meest boeiende ontmoeting met de Nachtzwaluw.