Het Haagse Bos te ’s-Gravenhage is nu niet bepaald een plaats waar je bijzondere broedvogels zou verwachten. Ik werd dan ook enigszins nieuwsgierig toen ik van Wim Kooij, mijn buurman BMP’er een telefoontje kreeg op 16 mei 1989. Dit telefoontje was het begin van een aantal bezoeken aan zijn kavel die de ’vreemde eend in de bijt’ moesten ontmaskeren. Op 5 mei hoorde hij een vogel hard en duidelijk zingen. In de hoop de zanger te zien bezocht hij het bosje wat vaker maar de vogel bleef hoog in het eikenbos verborgen. Geen enkele van de gangbare veldgidsen gaf een aanknopingspunt. Mijn eerste bezoek aan het vreemde vogelterritorium, ruim twee weken later, levert, hoog in een eik (± 12 meter) een jonge vogel op: snavel in de nek, grauwbruine rug, lichte buik, borst iets donkerder, staart en houding van een vliegenvanger. Af en toe gaat het vogeltje rechtop zitten en zakt dan weer door de poten met de snavel op de schouder, met de bek al vol muggen danst een ander grauwbruin vogeltje naderbij. Onderweg muggen snappend nadert zij het jong en stopt de inmiddels wijd open snavel vol met de vangst. De zon staat te laag om een goed licht op de rug van de vogels te krijgen (tegenlicht). In de hoop het mannetje te zien of te horen ga ik na enkele voederingen het vermoedelijke territorium omcirkelen. Voorlopig zonder resultaat.