Op 31 maart 2003 werd een verder saaie vogeldag toch nog leuker door een wel heel merkwaardige waarneming. Guido Aijkens en ik keken langs de rijksweg A4 nabij vogelplas De Starrevaart bij Voorschoten naar baltsende Buizerds. Opeens dook er een Ooievaar op. Snel even checken of het geen zwarte was! Dit bleek niet het geval en we besloten verder te fietsen. Ik keek nog eenmaal naar de Ooievaar en zag er iets voorlangs schieten. Wat was dat? Werd die Ooievaar nou door iets aangevallen? ‘Ach,’ zei ik nog, ‘het zal wel een jolige baltsende Buizerd wezen.’ De Ooievaar begon te draaien om zijn as, tuimelde een stuk naar beneden en probeerde met een draai weer omhoog te vliegen. Nee, het was toch werkelijk een aanval. ‘Het is een valk joh,’ zei Guido. ‘Slechtvalk!’, schreeuwde ik met oprechte verbazing. Het werd nu echt serieus. De Slechtvalk probeerde de Ooievaar in de lucht te grijpen en erop te duiken. De zwartwitte deur wist telkens te ontkomen door naar boven en beneden te zoeven en door zijn lichaam opzij te draaien. Daardoor dook de Slechtvalk mis en ook de grijpacties bleken geen succes. Volkomen in de war vloog de Ooievaar terug in de richting van Leidschendam, waarvan hij gekomen was. Daarbij draaide hij nog eenmaal in de lucht zijn nek draaiend om te kijken of de valk hem nogmaals aanviel. De Slechtvalk hield het echter ook wel voor gezien en vloog in noordoostelijke richting de polder in. Alles bij elkaar zal het schouwspel hooguit een minuut in beslag hebben genomen, maar het leverde een oorverdovende tien minuten stilte op, ‘Wow!’ Ik wist dat Slechtvalken in de Middeleeuwen wel voor de reigerjacht gebruikt werden, maar dat deze van nature een Ooievaar (2,50 m spanwijdte!) aan zouden vallen had ik nooit gedacht. Als mensen nou een Ooievaar op de nestpaal met onverklaarbare schrammen op de rug aantreffen hoor ik daar nog graag van.