Gegeven het feit dat wij mensen, biologisch gezien, zoogdieren zijn, en gegeven het feit dat vogels, evolutionair gezien, voortkomen uit reuzenreptielen (eikaars gezworen vijanden!), is het opmerkelijk dat zoveel mensen überhaupt van vogels houden. Ik heb maar één keer iemand ontmoet die van vogels – met hun hoomachtige, onaaibare veren – ronduit een afkeer had. En Hitchcock moest zelfs heel veel moeite doen en menig cinematografisch kunststukje uithalen om de kijkers van zijn film ‘The Birds’ tot enig griezelen te bewegen. Niet alleen vinden bijna alle mensen vogels leuk, er is de laatste decennia zelfs sprake van een ongekend hoge vlucht die de liefde voor vogels heeft genomen. Daar heb ik twee sterke aanwijzingen voor. In de eerste plaats het aantal leden van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels: tussen 1899 (het jaar van oprichting) en 1975 beweegt het ledental zich in een lichtelijk – maar absoluut niet spectaculair – omhoog kruipende richting, al die tijd ruim onder de 15.000 blijvend, maar plotseling, in 1975, slaat de relaxte lijn om in een woeste meetkundige reeks die in 1998 de 140.000 passeert.