2012
De Warappakreek in Suriname: een toplocatie voor kustvogels in de Neotropen
Publication
Publication
Het Vogeljaar , Volume 60 - Issue 4 p. 147- 152
Suriname, gelegen aan de noordoostkust van Zuid-Amerika, komt bij vogelaars uit Nederland steeds meer in trek als vakantiebestemming. Dat is terecht! Eind 2009 waren er niet minder dan 727 soorten en nog eens twaalf extra ondersoorten uit het land bekend (Ottema et al. 2009). Sindsdien zijn er al weer acht nieuwe soorten bijgekomen (Ribot 2011a) en dat voor een land dat maar vier keer zo groot is als Nederland! Langs de kust zijn Weg naar Zee en Bigi Pan al jaren bekende trekpleisters voor vogelaars (Spaans 2003). De laatste jaren zijn beide gebieden echter minder interessant geworden. In 2009 is bij Weg naar Zee de zachte bovenlaag weggeslagen van de modderbank die voor de kust ligt. Alleen de harde ondergrond is blijven liggen. Het gevolg ervan is dat daar nu een soort kleiwoestijn is ontstaan, waarop nauwelijks nog foeragerende reigers, ibissen, steltlopers en sterns worden gezien. In Bigi Pan werkt vooral de illegale jacht op grote waadvogels negatief op de vogelstand. Dit betreft bijvoorbeeld de Rode Ibis Eudocimus ruber en uit Noord-Amerika afkomstige steltlopers. Er worden hier nu minder vogels gezien dan voorheen. Bovendien zijn ze ook een stuk schuwer geworden. Er worden inspanningen gepleegd om in deze situatie verbetering te brengen (Spaans 2006). Naar het lijkt zijn deze inspanningen succesvol. In dit artikel wordt de aandacht gevestigd op een alternatief excursiegebied voor deze terreinen, dat voorheen moeilijk bereikbaar was, maar nu goed ontsloten is. Dat is de monding van de Warappakreek, die zo’n 25 km ten oosten van de monding van de Surinamerivier ligt, voor velen nog een onbekend gebied. Ten onrechte!
Additional Metadata | |
---|---|
Het Vogeljaar | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Stichting Het Vogeljaar |
Arie Spaans. (2012). De Warappakreek in Suriname: een toplocatie voor kustvogels in de Neotropen. Het Vogeljaar, 60(4), 147–152. |