Dinsdag 6 oktober 1998 lijkt een mooie dag te worden. De wind komt uit oostelijke richting en het zonnetje is lekker. Ik heb met Halbe, een vriend van mij, afgesproken om een tochtje rond het Lauwersmeer te maken. Halbe is in deze omgeving opgegroeid en is van plan om zoveel mogelijk ganzen en andere trekvogels te observeren. Hij heeft de videocamera van zijn vader meegenomen, maar heeft net als ik geen ervaring met filmen. Maar ja, een keer moet toch de eerste keer zijn. We besluiten om eerst naar Kollumeroord te gaan. Hier heb je vanaf de uitkijkbult een prachtig uitzicht over de Senneplaat. Al gauw zien we een Grote Zilverreiger, Dodaars, Wintertalingen en Kleine Zwanen. Ik zet de camera op het statief van mijn telescoop, zodat de wind er minder vat op heeft. Na wat te hebben gefilmd, gaan we naar de waddenkust bij Paesens. Vanaf de zeedijk heb je een mooi uitzicht over de kwelders en de kust. Grote groepen Brandganzen, Smienten, Talingen en steltlopers foerageren op de kwelders. Plotseling vliegt alles omhoog, en ik weet uit ervaring dat dit roofvogelalarm betekent. Ik begin snel de ganzen te filmen, maar dan wijst Halbe opeens naar voren. Recht voor mij uit, aan de rand van een plasje, zit een grote roofvogel. ‘Een Slechtvalk’, roep ik, en met het hart bonzend in mijn keel probeer ik de vogel te filmen. Halbe observeert de vogel met de kijker. Ineens vliegt de vogel op, om even boven het plasje te zweven. Plots duikt hij naar beneden waar een groepje Smienten rondzwemt. De vogels vliegen in paniek uiteen. Terwijl de valk boven eenzelfde vogel blijft, duikt deze steeds onder om aan de greep van de valk te ontkomen. Tussentijds zien we ganzen verschrikt opvliegen en een enkele Kievit probeert de indringer te verjagen. Met kunst en vliegwerk houd ik de vogel in beeld.