Drijvende of in het water zwevende, overblijvende kruiden. Wortels ontbrekend of 1 tot weinige, onvertakt. Duidelijke stengels en bladen ontbreken; de plant bestaat uit een schijf- tot bolvormig, in omtrek rond of langwerpig, zelden uit een lijnof zweepvormig en sikkel- of S-vormig gebogen thallus, waaruit door knopvorming nieuwe planten voortkomen, die vaak lange tijd met de moederplant verbonden kunnen blijven (zie Opm.). Geslachtelijke vermeerdering is vaak zeldzaam en bij sommige soorten nog in het geheel niet waargenomen. Bloemen eenslachtig (zie Opm.), eenhuizig, zonder bloembekleedselen; bloeiwijze bestaande uit 1 vrouwelijke en 2 mannelijke bloemen, in de jeugd omgeven door een bloeischede, of uit 1 vrouwelijke en 1 mannelijke bloem, zonder schede. Mannelijke bloemen bestaande uit 1 meeldraad, met cilindrische of spoelvormige, soms bijna ontbrekende helmdraad en 2- of 4-hokkige helmknop; pollen bolvormig, fijn wrattig of fijn gestekeld. Vrouwelijke bloemen bestaande uit 1 vruchtbeginsel, met 1 stijl en 1 korte, trechtervormige stempel; vruchtbeginsel flesvormig, eenhokkig, met 1—7 basale, anatrope of min of meer duidelijk atrope zaadknoppen. Vrucht 1- of meerzadig; zaden met meestal weinig ontwikkeld endosperm en een recht embryo; buitenste zaadhuid vlezig, binnenste teer, aan de top een dekseltje vormend, dat bij de kieming loslaat. De familie bestaat, al naar de opvattingen der verschillende auteurs, uit 2, 3, of 4 geslachten, samen met ca. 25 soorten en is verspreid over de gehele aarde, behalve in de arctische gebieden.