Vlak bij Twijzel liggen de Mieden, een karakteristiek stukje Fryslân met houtwallen elzensingels, voedselrijke graslanden, schraallanden, sloten en pingoruïnes. Op de voedselrijke graslanden ten noorden van de Miedwei probeert Staatsbosbeheer een natuurlijke ontwikkeling op gang te laten komen. Het streven is om hier een gebied te laten ontstaan met open water, (broek)bos en grasland. Om dat te bereiken is een deel van de voedselrijke bouwvoor afgegraven. Plaatselijk beginnen Elzen voorzichtig op te slaan en op de geplagde grond vestigt zich een ijle graslandvegetatie. Op sommige plekken komen ondiepe waterplassen tot ontwikkeling. Hier werd in 2006 en 2007 op twee plekken Vlottende bies Eleogiton fluitans aangetroffen. Vlottende bies is een kensoort van de Associatie van Vlottende bies, een plantengemeenschap van voedselarme wateren die meestal niet hydrologisch geïsoleerd zijn. Ze staan in contact met het grondwater of er wordt water ingelaten. De gemeenschap kan zich sterk uitbreiden in de nieuw gegraven poelen en sloten, op voorwaarde dat het fosfaatgehalte van het water laag blijft. De ontstaanswijze is vaak antropogeen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw dook de gemeenschap op in nieuw gegraven ruilverkavelingssloten in Fryslân. Bij regelmatig baggeren kan de associatie tientallen jaren standhouden, vooral in lichte schaduw, mits de standplaats gevrijwaard blijft van vermesting, verzuring en verdroging. Zonder baggeren treedt op onbeschaduwde standplaatsen een snel verlopende successie op naar gemeenschappen van vooral de Rietklasse. Bij vermesting van het water ontwikkelen zich gemeenschappen van de Eendenkroos-klasse en de Tandzaad-klasse.