In dit opstel wenschen wij een vluchtigen blik te werpen op de geschiedenis der wiskunde en meer bepaaldelijk van haar onderdeel, de rekenkunde, en na te gaan hoe zich die wetenschap heeft ontwikeld van den tijd, die zich als in nevelen verliest, af, tot op het tijdstip waarop de zuiver wetenschappelijke beoefening der wiskunde kan geacht worden een aanvang te hebben genomen, een tijdstip dat in hoofdzaak samenvalt met het begin van de ontwikkeling der wijsbegeerte in Griekenland. Hoe ver men ook terugdenke en waar men ook het oogenblik stelle waarop de beoefening, der wiskunde als wetenschap is aangevangen, zeker is het dat wiskunstige begrippen even oud zijn als de mensch. In de vroegste tijden toch had de mensch niet alleen reeds min of meer duidelijke voorstellingen van getal, grootte, van lijn , vlak en ruimte, maar hij wist die practisch te verwezenlijken, want hij telde en mat. Wetenschap werd de wiskunde eerst toen men van het bijzondere tot-het algemeene leerde opklimmen; intusschen werden langzamerhand de bouwstoffen verzameld die later tot eene wetenschappelijke behandeling moesten dienen.