Het in eene vorige aflevering opgenomen opstel was grootondeels reeds in het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 25 October jl. medegedeeld. Alleen was daarin nog niets omtrent mijne eigene berekeningen vermeld, daar die op dien datum nog niet verricht waren. Alvorens hare resultaten te besproken, moge hier een korte verklaring volgen omtrent het onderscheid, in het eerste opstel gemaakt tusschen “de planeet van LESCARBAULT” en “de planeet, van welker bestaan LEVERREIER zich in den laatsten tijd overtuigd hield.” Toon LESCARBAULT, den 26sten Maart 1859, een zwart lichaampje zich over de zonneschijf had zien bewegen, heeft hij, zoo nauwkeurig de gebrekkige hulpmiddelen het toelieten, waarover hij te beschikken had, den tijd aangeteekend waarop, en de plaats aan de zonneschijf, waar de ingang en uitgang hadden plaats gehad. Neemt men aan, dat de loopbaan der planeet, die hij gezien heeft, elliptisch is, dan waren deze aanteekeningen niet toereikende, om er de elementen dier loopbaan daaruit af te leiden, maar zij zijn wel voldoende, als men wil aannemen, dat die loopbaan cirkelvormig is, want in het laatste geval heeft men twee onbekenden minder te bepalen, de richting der groote as en de excentriciteit.