De Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie heeft haar wortels in de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN), in de periode 1958-1963. De NJN was (en is) een landelijke vereniging van jongeren tussen 12 en 23 (tegenwoordig 25) jaar oud. Na die leeftijd werd je ‘oude sok’ en kon je geen lid meer zijn, op z’n best nog een keer excursieof kampleider. Om regionale activiteiten mogelijk te maken was de vereniging onderverdeeld in districten, die in de grote steden waren opgesplitst in afdelingen. Landelijk waren er werkgroepen voor de verschillende ‘vak’-gebieden in de natuurlijke historie; daar komt in de WTKG de aanduiding Werkgroep vandaan. Zo was er bijvoorbeeld de Vogelwerkgroep, de Insectenwerkgroep, enz. De Geologiewerkgroep (GWG) was rond 1959 niet erg actief meer omdat sturende leden zoals Bert Boekschoten, Thijs Freudenthal en anderen al enige tijd oude sok waren of binnenkort zouden worden. Per district waren er ook dergelijke onderzoeksgroepjes, die kaders genoemd werden. Zo was er tussen pakweg 1955 en 1962 in district 6 (Den Haag en omgeving) het Strandkader onder leiding van Karei A.G. de Jong, in het NJNleven Kaggeltje genoemd. Binnen dit groepje van zo’n 10 of 15 jongeren ontstond specifieke interesse voor geologie en paleontologie. Dit werd aangewakkerd door de toen beschikbare schelphopen bij de kalkbranderijen in Den Briel, met fossiel materiaal uit de Westerschelde en in Noordwijk, met materiaal afkomstig uit de omgeving van Terschelling, waaronder veel Eemienfossielen. Deze kalkbranderijen waren vanuit Den Haag nog makkelijk per fiets bereikbaar. Uit dit groepje ontstond uiteindelijk het Haagse Geologiekader (HGK), waarvan Maarten van den Bosch kaderleider werd, zoals dat werd genoemd. Dit groepje heeft bestaan vanaf de zomer van 1959 tot en met de zomer van 1963.