Tijdens mijn speurtocht door de literatuur over Knobbelzwanen stootte ik op een jagersverhaal uit het blad "De Nederlandse Jager" van 1985. Het is een relaas van "één van die onvergetelijke dagen, al meer dan een halve eeuw geleden!". Het gaat zo: "Wij gluren door het rietscherm van de boot. Op een dertig meter komen ze langs ons heen en allebei schieten we er een grauwe uit. Morsdood kletsen ze in een fontein van water op de golven en drijven als vormloze grauwwitte bundels vodden tussen de lokkers. Dan volgt een geweldige zwanentrek, maar de treklinie welke ze precies aanhouden ligt op een honderd meter van ons af. Ik geniet intens van het gezicht van die tientallen statige, edele vogels, die alleen of in familieverband, hoog of vlak boven de golven, langs de stal trekken. Af en toe krijgen wij een kans. Een hoge zwaan komt als een bundel vuil wasgoed naar beneden en slaat enkele meters van de boot in het water dat hoog opspat en ons drijfnat maakt. Talihgen zwiepen langs en gaan als vuurwerk omhoog wanneer ze beschoten worden".