Ik heb Rode Wouwen boven mijn tuin. Niet een, maar meer. Ook niet hier, maar daar: 1200 km pal naar het zuiden. Ze vliegen boven de kalkplateaus en de kloof waar het riviertje de Viaur zich doorheen wurmt. Koninklijke vogels zijn het, die in Frankrijk niet voor niets Milan Royal heten. Als de temperatuur in de ochtend stijgt laten ze zich van alle kanten goed observeren. Door de bijzondere plek krijg ik regelmatig kans om op de vogels neer te kijken. Langzaam rondjes draaiend stijgen ze uit de kloof omhoog en showen hun kastanjebruine schouders en rug. Hoger zwevend, gunnen ze me nog een blik op hun rossige buik en kenmerkende gevorkte staart. Je kunt de klok er op gelijk zetten; tegen tienen is het zo ver. Net als het ravenstel dat ’s ochtends rond half tien van zuid naar noord langstrekt, om tegen borreltijd weer terug naar huis te keren. ‘Krok-krok”, zo klinkt het door de lucht, wat voor mij zoveel betekent als: “Staat de witte wijn al koud?” De Slechtvalk heeft zich waarschijnlijk meer stroomopwaarts teruggetrokken. Zijn duizelingwekkende duikvluchten heb ik dit voorjaar even gemist.