Het naar vogels kijken heeft de afgelopen eeuw een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Waar het vroeger – uitzonderingen daargelaten- veelal een elitair gebeuren was, weggelegd voor notabelen en anderen uit de gegoede stand, kan het tegenwoordig worden beschouwd als een vorm van recreatie voor velen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog nam het aantal vogelaars sterk toe. Dit werd mogelijk door de sterk toegenomen welvaart en vrije tijd en uitte zich tegelijkertijd in een zeer sterke groei van de ledenaantallen van organisaties die zich speciaal op vogels richtten. Vogelbescherming Nederland met meer dan honderdduizend leden is exponentieel gegroeid en hèt voorbeeld van de belangstelling voor vogels. Tel daarbij nog de leden van vogelwerkgroepen, vogel(beschermings)-wachten en hoe ze ook verder mogen heten en daarbij de niet aan vogelclubs gebonden vogelaars. Bij elkaar kom je dan al gauw aan enkele tienduizenden vogelaars meer. De pioniers in vorige eeuwen waren voor determinatie aangewezen op Sepp & Nozeman, de Schlegel (met de koppen), Ornithologia Neerlandica en later De Nederlandsche Vogels.