Opeens was ze daar: de Stichting Meander. In het vouwfoldertje dat de stichting juli 1988 naar kandidaat deelnemers aan haar essay-prijsvraag rondstuurde, blikkerde de zin: 'De natuur van de toekomst heeft nieuwe ideeën nodig'. Ik werd van die zin zo misselijk dat geen haar op mijn hoofd er zou hebben aan gedacht ook maar één krul voor Meander op papier te zetten. Moeder Natuur zelve moet verschrikkelijk in haar wiek zijn geschoten. Tallekante heeft ze sinds het begin van de Industriële Revolutie blijk gegeven van onvoorstelbaar ideeëntalent en improvisatievermogen. Daarom kom ik zo weinig in natuurreservaten want daar wordt de vrije meningsuiting van de natuur te vaak weggehakt, vlakgeplagd en platgemaaid. Liever toef ik op de steenkoolterrils van de Belgische Borinage, op verwaarloosde industriegronden en stedelijk braakland, in verlaten steengroeves en kleiputten, kortom, daar waar de natuur, de wildernis-in-korte-broek, revolutionair aan het werk is om prijsgegeven terrein op de mensheid te heroveren. Deze eigentijdse natuur, en alleen zij kwam het toe de prijsbeurs van de Stichting Meander op te strijken. Wat nu in het bundel 'Nieuwe strategieën voor natuurbescherming' (1989) het licht zag, hield het midden tussen brainstormpjes in een glas water en bordkartonnen dwarsliggerij, in meerderheid beoefend door mensen die om den brode 'aan natuur doen'. Nergens vond ik vraagtekens bij het gemak waarmee Nederlandse politici naar het particuliere natuurbehoud (Nijpels bij WNF, Winsemius bij Natuurmonumenten) overwippen (voor een Belg als ik hoogst aanvechtbare transfers). Nergens een scherpzinnige analyse van het natuurbeheer zoals dat de voorbije tachtig jaar aan tendensen onderhevig is geweest, nergens, tja, authentieke vonken. Er was één lichtpunt, de 'Filosofie van de nacht' van vleermuizenman Wouter Helmer, niet toevallig geboren uit een van de laatste wilderniservaringen die onze contreien in de aanbieding hebben, het duister van de nacht. Van 17 februari tot en met 11 augustus 1992 stond er naast mijn werktafel een kartonnen doos. Dan is een Hollands koppel met vakantie in Cadzand de kostbare inhoud komen ophalen. In die doos zaten documenten uit de nalatenschap van de januari 1991 overleden Harm van de Veen. Wat die Hollandse doos in het Belgische Brugge deed, laat ik aan uw fantasie over, maar ik vond er een zoveelste bewijs in dat de Stichting Meander met vijgen na Pasen kwam ('vero. Zuidn. voor iets dat hopeloos te laat komt', van Dale op cit.). Het natuurbehoud moet geen beschamende prijskampen uitschrijven om oorspronkelijke ideeën te ronselen, het natuurbehoud moet naar zijn eigen dissidenten leren te luisteren.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Zoogdier | |
| CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
| Organisation | Zoogdiervereniging |
|
Jan Desmet. (1992). Wolvenharm. Zoogdier, 3(3), 3–3. |
|