Na inwerkingtreding van de Landinrichtingswet in 1985 zijn de doelstellingen voor Landinrichtingsprojecten aanzienlijk verbreed. In deze wet is vermeld dat landinrichting maatregelen en voorzieningen voor de land-, tuin- en bosbouw, de infrastructuur, de openluchtrecreatie, de cultuurhistorie en de natuur en het landschap omvat (Landinrichtingsdienst 1986). Hierbij wordt een gelijk waardige behartiging van de verschillende belangen beoogd. Deze integrale benadering biedt dan ook ruimte om natuurtechnisch kennis in het kader van landinrichting te benutten (Van Wijland 1986). Door de afdeling Biologisch Onderzoek van de Landinrichtingsdienst te Utrecht wordt gewerkt aan de totstandkoming van een serie rapporten over de natuurtechnische mogelijkheden bij de planvorming en uitvoering van landinrichtingsprojecten. Rapporten over onder meer de Das, bermen en gegraven waterlopen en oevers zijn in voorbereiding. De rapporten waarbij de Das (Meles meles) en de Otter (Lutra lutra) als uitgangspunt zijn gekozen zijn inmiddels uitgebracht (zie: Huid en Haar, 6 (1-2) : 45). Het laatstgenoemde rapport vormt de basis voor dit artikel.