Crepidula fornicata bereikte omstreeks 1880 de Engelsche kust met zendingen oesters, afkomstig van de Oostkust van Noord-Amerika, welke op de Engelsche oesterbanken werden uitgezaaid. Crepidula breidde zich daar sterk uit en werd tot een ware plaag voor de Engelsche oestercultuur. Verspreiding over korten afstand vindt plaats met behulp van vrijzwemmende larven. De bijzondere wijze van voortplanting maakt verspreiding over grootere afstanden met behulp van de larven vrijwel onmogelijk. De Nederlandsche kust werd dan ook naar alle waarschijnlijkheid niet door de larven het eerst bereikt, maar door groepen volwassen dieren. In de Zeeuwsche wateren vond de eerste geslaagde invasie plaats. De slipper werd in de Oosterschelde tot een ernstigen overlast voor de oestercultuur. Veel kosten en moeite moesten worden besteed om de slipper binnen de perken te houden. Eerst gedurende den oorlog kon hieruit geldelijk voordeel worden getrokken. De slipper bereikte eenige andere landen in Europa met Hollandsche zaaioesters.